In de eerste helft van 2024 hebben wind- en zonne-energie in de Europese Unie voor het eerst meer elektriciteit geproduceerd dan fossiele brandstoffen. Volgens een rapport van de energiedenktank Ember leverden deze duurzame bronnen 30 procent van de totale stroomopwekking, terwijl fossiele brandstoffen 27 procent voor hun rekening namen. Deze verschuiving geldt zowel voor de EU als geheel als specifiek voor Nederland.
Het gebruik van steenkool in de stroomproductie is aanzienlijk gedaald, met bijna 25 procent vergeleken met het voorgaande jaar. Ook het verbruik van aardgas voor elektriciteitsproductie daalde, met 14 procent. Tegelijkertijd nam het aantal windmolens en zonnepanelen sterk toe. In 13 EU-landen, waaronder Nederland, produceert men nu meer elektriciteit met hernieuwbare bronnen dan met fossiele brandstoffen. In Nederland is het vermogen aan zonnepanelen per inwoner het hoogste ter wereld, mede dankzij de bouw van nieuwe windparken op de Noordzee.
Een belangrijke ontwikkeling
Ook in landen zoals Duitsland, België en Hongarije hebben zon en wind fossiele brandstoffen ingehaald in de elektriciteitsproductie. Spanje bereikte in mei een mijlpaal door voor het eerst meer dan de helft van zijn stroom op te wekken met hernieuwbare energiebronnen. Volgens Chris Rosslowe – analist bij denktank Ember – zien we een historische verandering in de energiesector. “Met de groei van zon en wind wordt de rol van fossiele energie steeds kleiner,” stelt hij. Deze verschuiving is zowel belangrijk voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen als voor het verminderen van de afhankelijkheid van Russisch gas. Sinds de invasie van Oekraïne door Rusland hebben de EU-landen hun import van Russisch gas drastisch verminderd.